Talent
Mijn
historische (jeugd)roman Kate is genomineerd voor twee prijzen, Het Hoogste
Woord (beste christelijke jeugdboek) en het is een kerntitel voor de Jonge Jury
(beste jeugdboek). De recensies zijn ook lovend. Zo schreef het Nederlands
Dagblad: Met haar eerste Young Adult
roman laat Kraijo haar talent zien.
Talent,
ik vind het een lastig begrip. Ik krijg regelmatig te horen dat ik talent heb -of
nog erger, dat ik een talent ben- maar ik ben zo Calvinistisch dat ik het
moeilijk vind om dat van mezelf te zeggen. Het staat zo opschepperig, zo
arrogant. Ik vind het gewoon leuk om te schrijven en ik wil graag verhalen
vertellen, maar ik kan niet goed zeggen dat ik talent heb.
Aan
de andere kant…
Vorige
week had ik een gesprek met een collega, wiens boek ook een van de kerntitels van
de Jonge Jury is. Deze collega, ook een christen, zei: ‘Wat mooi dat God ons die
nominatie in onze schoot heeft geworpen.’ Maar dat was ik toch ook niet met hem
eens, absoluut niet zelfs! Het leek op deze manier alsof wij er zelf niets aan
hadden gedaan en God ons als cadeautje die nominatie had gegeven, omdat Hij dat
toevallig leuk vond. Natuurlijk is het geweldig dat wij allebei genomineerd
zijn voor zo’n belangrijke prijs, maar ik geloof niet dat God daar iets mee te
maken heeft. Volgens mij houdt God zich niet op dat detailniveau met mensen
bezig.
Ik
geloof dat God ieder mens talenten geeft, maar dat hij die zelf moet
ontwikkelen en daarvoor hard moet werken. Ik zie God als een sturende kracht op
de achtergrond. Ik geloof dat God richting geeft aan mijn leven, dat Hij me op
de goede weg houdt, en bijstuurt wanneer ik dreig te verdwalen, maar ik geloof
niet dat Hij mijn ene voet voor de andere zet. Ik moet zelf over mijn levenspad
lopen, zelf vallen en weer opstaan, maar Hij wijst me de zijwegen als de
hoofdweg is afgesloten. Ik zou ook niet willen dat God zo allesbepalend is. Dat
zou namelijk betekenen dat God alles beslist en ik geen eigen keuze heb, maar
een willoze marionet ben en God de grote poppenspeler is. Dat is niet het beeld
dat ik van God heb. En ook niet het beeld dat ik van mensen heb.
In
de bijbel staat de gelijkenis van de talenten. (Mattheüs 25: 14-30). Een
werkgever gaf talenten (een soort munt van edelmetaal) aan drie knechten en
ging weg. Degene die vijf talenten kreeg, ging ermee handelen en verdiende er
tien. De knecht die twee talenten kreeg ging ook handelen en kreeg er vier. De
derde, die één talent kreeg, begroef dat talent zodat het niet gestolen zou
worden, en gaf het aan zijn werkgever weer terugkwam. De werkgever beloonde de
twee knechts die hadden gehandeld met zijn talenten en strafte de knecht die
het talent had begraven. Hij nam hem zijn talent af, gaf het aan de rijkste en
stuurde de derde knecht weg.
Ik
kan me herinneren dat ik dat vroeger een heel onrechtvaardig verhaal vond.
Iemand geeft jou geld, edelmetaal, en als je daar goed op past, word je
gestraft, terwijl degenen die hebben gehandeld met geld dat niet van hen was,
worden beloond. Pas later heb ik begrepen dat je dat, zoals zo veel in de
bijbel, figuurlijk moet zien. Als je een talent niet ziet als geld, maar als
talent in de betekenis van gave, dan wordt het logischer. God is dan de werkgever
die jou je talenten geeft, maar je zult er zelf iets van moeten maken. En zo
zie ik de nominatie dan ook. God heeft mij op de weg van het schrijven gezet,
toen de weg waarop ik wandelde doodliep, maar ik moest zelf achter die computer
kruipen om een mooi verhaal neer te zetten. Als dan blijkt dat het verhaal dubbel
genomineerd wordt, ben ik God dankbaar dat hij mij die basis heeft gegeven,
maar ook trots op mezelf dat ik dat edelmetaal niet in de grond heb gestopt,
maar er mee ben gaan handelen. En dat durf ik dan wel, heel zachtjes, te
zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten